Ze was er echt.
We hadden haar gezien. Ze had een kloppend hartje. Dat gebeurt niet vaak bij een buitenbaarmoederlijke zwangerschap, werd ons verteld. Maar bij haar wél. Ze was gegroeid. Levend. Tot het niet meer ging.
De ochtend na de operatie werd ik wakker in een waas. Alles in mijn lijf deed pijn. Fysiek, maar ook iets anders. Iets wat ik toen nog niet kon benoemen. Ik weet nog dat ik die nacht wakker werd en me ineens overvallen voelde door een diepe leegte. Alsof iets essentieels uit mij was gehaald. Iets wat ik misschien maar heel kort had mogen voelen, maar wat zo intens aanwezig was geweest.
Maar daarna... kwam niets. Geen ruimte. Geen rust. Geen tijd om écht te voelen.
Ik ging door. Zoals ik dat altijd deed.
De echte verwerking begon pas veel later.
Het heeft maanden, misschien wel jaren geduurd voor ik werkelijk toe durfde te laten wat er gebeurd was. Wat ík had meegemaakt. Wat het met mij deed. Ik kon het simpelweg niet dragen in die eerste periode. Ik kon de zwaarte, de emoties, de impact niet in de ogen kijken. Want als ik het toe zou laten, zou ik breken. En breken, dat kon toen nog niet.
Wat het zo ingewikkeld maakte, was dat ik voelde dat ik echt iets — iemand — was kwijtgeraakt. Maar er was niets tastbaars. Geen echo-foto op de koelkast. Geen kamertje dat moest worden opgeruimd. Geen naam, geen geboorte. Alleen een litteken. En leegte. En een hartje dat ooit klopte, in mijn buik.
En dus rouwde ik. Op mijn manier. Langzaam. Versnipperd. Soms schreeuwend van binnen, soms in stilte op de bank. En heel vaak... gewoon niet. Omdat het leven doorging en ik ook gewoon moest functioneren.
Wat het extra rauw maakte, was dat het zó anders voelde dan eerdere miskramen. Dit kindje was verder gekomen. Had een hartslag. We hadden haar gezien. Dat maakte de band echter, dieper. En de rouw intenser.
Maar hoe rouw je eigenlijk om een kindje dat je nooit hebt vastgehouden?
Hoe rouw je om een kindje dat de wereld nooit heeft gezien, maar waarvan jouw lichaam wéét dat het er was?
Ik weet nu: je rouwt op de enige manier die je kunt. Op jouw manier. Op jouw tempo.
En ik heb lang gerouwd. Nog steeds zijn er momenten dat het me overvalt. Vijf en een half jaar later durf ik voorzichtig te zeggen dat ik in een laatste fase van dat proces ben beland. Een fase waarin ik mezelf toesta om het echt een plek te geven. En het te eren.
Want ik ben moeder. Ik bén moeder van haar. Van dat prachtige zieltje dat me even bezocht heeft. Niet in de vorm die ik ooit hoopte, maar in een vorm die me voorgoed heeft veranderd.
De eerste maanden na de operatie voelden als een storm.
Boosheid. Zoveel boosheid.
Waarom ik? Waarom wéér ik? Waarom kon mijn lichaam dit niet? Waarom leek het bij iedereen om mij heen vanzelf te gaan? Vriendinnen, mijn zusje... ik kon het ze niet kwalijk nemen, maar het stak. Het deed pijn.
Ik ben ook het vertrouwen in mijn lichaam kwijtgeraakt. Mijn lijf voelde als een verrader. Het had haar er niet in gehouden. Het had haar niet naar de juiste plek begeleid. Het had mij in gevaar gebracht. En dus ging ik nóg harder werken. Nóg meer mijn best doen. Als het dan niet vanzelf ging, dan moest ik maar harder zijn, sterker, volhardender. Totdat ik brak.
Na nog eens twee of drie miskramen heb ik de keuze gemaakt: nu eerst mijn lichaam. Eerst mezelf. Eerst helen.
Want mijn lijf was op. Mijn ziel ook.
En heel langzaam, met kleine stapjes, ben ik teruggekeerd naar mijn lichaam.
Naar mijn vrouw-zijn. Naar mezelf. Ik ben gaan luisteren. Niet meer vullen, maar voeden. Niet meer duwen, maar dragen. Ik heb geleerd wat zachtheid écht betekent. En dat zelfliefde geen luxe is, maar noodzaak.
En het heeft mijn kijk op vrouw-zijn veranderd. Diep van binnen voelde ik me een tijdlang mislukt. Een vrouw hoort kinderen te krijgen — dat was de boodschap die ik, bewust of onbewust, had meegekregen. En dat lukte mij dus niet. Ik voelde me gebroken. Onvolledig. Geen 'echte' vrouw.
Maar ik weet nu: vrouw-zijn zit niet in je baarmoeder. Het zit niet in het krijgen van kinderen. Het zit in je zijn. In je liefde. In je zachtheid én je kracht. In je keuzes. In je lef om te rouwen én te leven. In je vermogen om je eigen pad te bewandelen, zelfs als dat afwijkt van wat anderen verwachten.
Mijn grootste innerlijke strijd van de afgelopen jaren is misschien wel deze geweest: wíl ik nog moeder worden?
Nog een keer? Is dat verlangen er nog? En wat als ik besluit van niet?
Dat is geen simpele keuze. Het is een rouwproces én een bevrijding tegelijk. Want het mag er allebei zijn. En wat ik steeds meer voel: ik wil dat vrouwen weten dat élke keuze oké is. Dat we daarover mogen praten. Dat je mag twijfelen, voelen, wikken, wegen. En dat je ook mag zeggen: dit is het niet voor mij. En ik ben nog steeds compleet. Nog steeds vrouw. Nog steeds moeder.
Ik ben moeder.
Van een zieltje dat me heeft gekozen, me heeft veranderd, en me heeft geleerd wat het betekent om écht te voelen.
En ik ben vrouw.
Met een lijf dat ik eindelijk weer liefheb. Een hart dat niet meer breekt bij haar naam, maar zacht klopt bij de herinnering aan haar energie.
Ze was er echt.
En ik ben en zal haar nooit vergeten.
Lieve vrouw,
Voel jij iets resoneren na het lezen van deze blog? Wil je jouw verhaal delen of helderheid in je eigen proces? Boek dan een Verbindings Call, een uur puur voor jou, waarin ik luister, meelees in jouw energie en je help om de puzzelstukjes te leggen.
Boek dan jouw call via de reactie hieronder.
Liefs,
Jacintha

deze tekst heeft mij heel erg geholpen bij de verwerking van het verlies

Onze connectie is zeker sterker geworden na het verlies. Ook al rouwen we beide anders. Foto: Wonderlust Photography & Stories
Mijn nichtje werd een maand na ons verlies geboren. Wij hebben een hele speciale band die ik koester.